KORTVERHAAL

Honing

A.L. Snijders

Dit verhaal is door de auteur beschikbaar gesteld. Er rust nog steeds auteursrecht op dit werk. Veel leesplezier!

Als ik thuis kom, staat de jongen naast zijn motorfiets bij de overkapping, hij rookt een sigaretje. Hij woont op een binnenschip aan de IJssel, maar in een loods heeft hij auto’s, tractoren en motorfietsen, alle met geladen accu’s, klaar om weg te rijden. Soms komt hij met een zeer grote Amerikaan, 30 jaar oud, nu met een 2 cilinder bmw, zelfde leeftijd. De vader van de jongen was een chique rechter, een gentleman. De moeder is excentriek, van adel, verbonden met het koningshuis. De jongen heeft zich vermomd. Als de politie hem insluit wegens weerspannigheid, wordt hij opgesloten in de afdeling woonwagens, bij zigeuners en kermisklanten. Als z’n afkomst duidelijk wordt, zijn de agenten te vriendelijk, hij veracht ze. (Ik begrijp het wel, agenten willen liever graaf of baron zijn dan agent.) De jongen vertelt mij dat hij ‘duizend jaar Schots bloed in zijn aderen heeft’. Toen hij op een nacht in het centrum van Z. drie mannen fietsen zag stelen, ging hij met ze vechten. Voor hij het bewustzijn verloor, dacht hij: ‘Ik wijk niet, ik heb Schots bloed.’
Terwijl hij dit vertelt, zitten we aan tafel koffie te drinken. Hij ziet dat ik honing in mijn koffie doe. Hij vertelt dat hij vroeger ook honing in de koffie deed, maar dattie op suiker was overgegaan toen de pot leeg was. Toenie er weer aan dacht, kochtie twee potten honing, maar die staan nu alweer een jaar onaangebroken in de kast. Hij breekt ze niet aan uit verzet. Ik vraag waartegen hij zich verzet. Tegen mezelf, zegt hij. Hoewel ik het woord interessant vervelend en vlak vind, gebruik ik het toch, ik vind het heel interessant dat iemand zich verzet tegen zichzelf. Door zijn leven loopt een zeer rode draad: hij wil niet aan verwachtingen voldoen. Ook niet aan die van hemzelf. Om hem te begrijpen moet ik hem splitsen. Er is een jongen die van honing in de koffie houdt, en er is een jongen die hem dwarszit. Daarom wordt de honing niet aangesproken.

Hij woont alleen op het lange schip, hij heeft een schotelantenne en kijkt veel televisie. Maar de IJssel leeft. Als het water zakt, zakt het achterschip verder dan de boeg, die door een zandbank gestuit wordt. Er is geen ontvangst meer, de antenne moet opnieuw gesteld worden. Als hij iemand in de roef heeft (bijvoorbeeld een vrouw) kannie al draaiend en wrikkend het beeld oproepen, en dan tikt de vrouw tegen het raam en knikt lachend (steekt eventueel haar duim op). Maar hij heeft geen vrouw, hij is een alleenslaper. Soms moet hij veertig keer heen & weer lopen om ontvangst te krijgen. Daar heeft hij geen zin in, hij doet de televisie weg, hij kijkt nooit meer.

Nu zijn avonden weer beschikbaar zijn, schrijft hij verhalen. Zijn genre is het zeer korte verhaal. Soms stuurt hij me er een.